Trojka onder de loep: Europees Parlement sluit zich aan bij middenveldorganisaties

De tijd dat de Trojka van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank (ECB) en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in het donker en buiten de wet kan opereren lijkt bijna voorbij. Het Europees Parlement heeft net zijn ontwerp-onderzoeksrapport over de rol en de activiteiten van de Trojka vrijgegeven met betrekking tot de progammalanden in de eurozone. Het rapport bekritiseert de “algemeen zwakke verantwoording” van de Trojka en het “gebrek aan transparantie” in de onderhandelingen met landen in Trojkaprogramma’s. Het Parlement wijst erop dat er geen juiste juridische grondslag bestaat voor het opzetten van de Trojka, en dat de voorwaarden van het programma het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie niet respecteren.

Dit rapport – dat wordt verwelkomd door Eurodad – vormt een aanvulling op recente burgerinitiatieven om de Trojka ter verantwoording te roepen, zoals deze website, TroikaWatch.

Beperkte verantwoording en transparantie

Het ontwerp-rapport is grotendeels gebaseerd op vragenlijsten die werden verstuurd naar de Trojka instellingen, naar andere EU-instellingen, zoals de Europese Raad en de Eurogroep, en naar de ministeries van Financiën en de centrale banken van de vier programmalanden (Cyprus, Griekenland, Ierland en Portugal).

De gekozen methodiek onthulde meteen de gebreken op het gebied van verantwoording: volgens informatie die door de krant Handelsblatt werd verkregen, weigerde het IMF om de vragenlijst in te vullen, met de mededeling dat de instelling in principe niet verplicht is in het openbaar verantwoording aan parlementen af te leggen. Evenzo antwoordde Herman Van Rompuy “als voorzitter van de Europese Raad, ben ik niet betrokken” – een opmerkelijke bevinding aangezien de Raad de lidstaten van de EU vertegenwoordigt. De voorzitter van de Eurogroep Jeroen Dijsselbloem reageerde gedeeltelijk, met de verklaring dat “de [Trojka] instellingen en de programmalanden zelf het best gekwalificeerd zijn om veel van uw specifieke vragen te beantwoorden”. De Europese Commissie en de ECB schoven op hun beurt de verantwoordelijkheid door naar de Eurogroep, de ECB verklarende: “met betrekking tot specifieke maatregelen voor specifieke landen, zou de Eurogroep beter geschikt zijn om te reageren”.

Trojka conditionaliteit – wiens eigendom?

Een belangrijk aandachtspunt voor het Europees Parlement – maar ook voor veel burgers – is wie de voorwaarden heeft opgesteld die verbonden zijn aan de financiële bijstand van de Trojka. Deze voorwaarden strekten immers veel verder dan alleen de macroeconomische factoren. Het rapport van het Parlement wijst erop dat de programma’s gedetailleerde voorwaarden omvatten voor sociale zaken: zoals “gedetailleerde voorschriften voor de hervorming van de gezondheidszorg en bezuinigingen” in Griekenland, Ierland en Portugal. Expliciet wordt “betreurd dat de programma’s niet gebonden zijn aan het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de Verdragen”.

Economische omstandigheden zoals die opgelegd werden aan Griekenland hebben bijgedragen aan de troosteloze toestand van de economie. De Griekse minister van Financiën meldt in zijn reactie dat de werkloosheid een recordhoogte bereikt heeft, dat het BBP met 25 procent gedaald is, en dus ook de verhouding schuld/BBP hoger uitviel dan in de aanpassingsmodellen voorzien was.

De voorwaarden voor de bankensteun die door de Trojka aan Ierland werd opgelegd, zou ook repercussies kunnen hebben. Volgens het – tamelijk diplomatieke – antwoord van de Ierse minister van Financiën, is 30 procent van de bestaande Ierse schuld van 120 procent van het BBP te wijten aan de bank bailouts. Hij schrijft dat “de optie die nu overwogen wordt op Europees niveau – de grootste obligatiehouders verplicht laten deelnemen aan een steunoperatie (bail in)- niet beschikbaar was voor de Ierse autoriteiten”. Daarmee geeft hij aan dat de Ierse belastingbetaler gedwongen werd om de rekening te betalen voor hun ingestorte bankensysteem. Kenmerkend is dat de Ierse minister van Financiën eraan toevoegt “ik begrijp dat het vorige kabinet wilde dat de grootste obligatiehouders zouden bijdragen aan het oplossen van de bankencrisis … maar dit werd verhinderd door de Trojka”.

De reacties van de Commissie en de ECB bevestigden dat het vermijden van besmetting en uitstralingseffecten naar de rest van de eurozone een van de sleutelfactoren is geweest in het ontwerp van het programma en zijn conditionaliteit. Dit zorgde ervoor dat burgers in crisislanden een enorme prijs betaalden voor de bescherming van banken in Europa, die te groot en te invloedrijk zijn geworden.

Over het cruciale onderwerp van eigendom, was de reactie van de Commissie dat “het eigendom van het ontwerp van het programma behoort tot de autoriteiten van de betrokken lidstaat”. De ECB ondersteunt dat: “de respectievelijke overheden hebben het eigendom van en de verantwoordelijkheid voor verplichtingen, met inbegrip van alle specifieke maatregelen.” Maar de betrokken lidstaten melden dat hun beleidsruimte beperkt was. De Griekse minister van Financiën stelt dat “gezien het onvermogen van Griekenland om toegang te krijgen tot de kapitaalmarkten, zijn onderhandelingspositie de facto zwak was”. Dit is een dilemma dat bekend is van aanpassingsprogramma’s in door crisis getroffen ontwikkelingslanden, waar het doorgaans het IMF-personeel is dat de conditionaliteit bepaalt, zoals eerder onderzoek van Eurodad opmerkte.

De Trojka – wettig of niet?

Het rapport bevestigt dat “er geen afdoende wettelijke grondslag was voor het opzetten van de Trojka op basis van primair Europees recht”. Dit wordt indirect bevestigd door de Commissie wanneer zij schrijft dat het “Trojka-model is goedgekeurd door de EU-wetgever (zie artikel 7 van Verordening (EU) nr. 472/2013)”, wat impliceert dat er vóór 2013 geen dergelijke goedkeuring was. Alle Trojka-programma’s – behalve die voor Cyprus – zijn voor die datum ontwikkeld.

De aanbevelingen omvatten onder andere dat de vertegenwoordigers van de Commissie in de Trojka regelmatig rapporteren aan het Parlement, en de wijziging van de ‘Memoranda of Understanding’ met de programmalanden door er passende democratische verantwoording in op te nemen. Het rapport geeft echter niet aan wat echte verantwoordelijkheid in de praktijk zou betekenen, en welke concrete stappen te nemen zijn. De enige verwijzing in het rapport naar participatie van burgers die verder gaat dan parlementen is de oproep om de “sociale partners” te betrekken in de besluitvorming over aanpassingsprogramma’s, een duidelijke concessie aan Europese vakbonden, maar ook aan invloedrijke ondernemersverbanden in Europa.

Een zwak punt is dat – daarbij erkennend dat de EU niet voorbereid was op een grotere soevereine schuldencrisis – nagelaten wordt om de dringend noodzakelijke schuldkwijtschelding te eisen, of een proces om dat te bereiken, zoals een wettelijk stelsel voor insolventie (een situatie waarbij de schulden groter zijn dan de activa). Wetgeving van andere monetaire unies, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, voorziet in een stelsel dat ruimte biedt voor een ordelijke afwerking van schulden voor politieke entiteiten die onderdeel zijn van die unie. In plaats daarvan adviseert het Parlement alleen maar om het Europees Stabiliteitsmechanisme het mandaat te geven om voorzorgsbijstand te verlenen, waarmee diens menu aan opties zou uitbreiden tot het geven van verse liquiditeiten aan de lidstaten. Dit zou wel eens contraproductief kunnen zijn in geval van duidelijke insolventie van een Eurozone lidstaat – het insolventiestelsel blijft een vacuüm in bestuurssystemen in Europa en elders.

De meest verrassende aanbeveling is er een die in wezen een einde zou maken aan de Trojka. Het Parlement vraagt om “de verplichte betrokkenheid van het IMF in de financiële bijstandsprogramma’s in de Eurozone” te evalueren, en de mogelijkheid van het creëren van een Europees Monetair Fonds als een alternatief voor het IMF te verkennen. Er is echter geen reden om te denken dat de structurele aanpassing van de Europese instellingen niet slechter zou zijn als die zonder het IMF tot stand zouden komen. De reacties van de Europese instellingen geven aan dat het welzijn van de gewone Europese burger niet in het middelpunt van hun overwegingen staat als er besluiten worden genomen. Burgerparticipatie, democratische controle en doeltreffende waarborgen voor de kwetsbaren, blijven belangrijke sleutelgebieden die moeten worden aangepakt, met of zonder het IMF.

Door Bodo Ellmers
Vertaling: Globalinfo.nl

This post is also available in: Engels, Frans, Spaans, Grieks, Portugees, Portugal, Sloveens

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.